Castratie van de kater

Het castreren van de kater zorgt er op de eerste plaats voor dat hij onvruchtbaar wordt. Omdat de asielen elk jaar meer kittens bij krijgen, zijn raden wij ten zeerste aan om alle katers, uitgezonderd dekkaters, te laten castreren. Tijdens deze ingreep worden de teelballen, waarin de hormoonproductie plaats vindt, chirurgisch verwijderd. Deze hormonen sturen het sproei- en wegloopgedrag bij katers. Indien u uw kat voor of op het ogenblik dat hij begint te sproeien laat castreren, kan dit gedrag terug verdwijnen. Wacht u te lang, dan kan het zijn dat uw kater ondanks de ingreep toch blijft sproeien. Castreren doen we bij katten liefst vanaf 6 maanden. Volgens de Belgische wetgeving moeten alle katten gecastreerd zijn wanneer ze van eigenaar veranderen. Daarom is het soms noodzakelijk om de katertjes reeds op jonge leeftijd te castreren (vroegcastratie). Dit doen we ten vroegste vanaf 8 weken.

Omdat het testosterongehalte terugvalt na de castratie, hebben gecastreerde dieren een verminderde dagelijkse energiebehoefte. Wanneer hier geen rekening mee wordt gehouden, loopt de kat risico op overgewicht. Wij raden aan om gecastreerde of gesteriliseerde dieren speciale voeding te geven waarbij het energiegehalte lager is, de verzadiging hoger is en over voldoende vitaminen en mineralen beschikt.