Tijdens een ECG (elektrocardiogram) wordt de elektrische activiteit in de hartspier gemeten. Hiervoor koppelen we 4 geleidingsdraden vast aan de patiënt met behulp van zachte pads die aan de onderkant van de voetzolen worden gekleefd. Een computer registreert de hartslagfrequentie en het elektrische signaal dat bij elke slag door het hart worden gestuurd. Afwijkingen die op het ECG worden gezien kunnen een belangrijk hulpmiddel zijn om een hartaandoening te diagnosticeren. Ook bij bepaalde systemische aandoeningen is het soms aangewezen om een ECG te laten afnemen om interne invloeden op de hartactiviteit op te volgen. Patiënten die onder narcose worden gebracht worden ook standaard aan het ECG gekoppeld om de toestand van het dier te monitoren.