Honden Suikerziekte of diabetes

Wanneer een dier gediagnosticeerd wordt met diabetes mellitus, betekent dit dat de alvleesklier of pancreas te weinig insuline aanmaakt of dat de cellen van het dier niet gevoelig meer zijn aan de insuline. Insuline is een belangrijk hormoon in het lichaam om energie op te slagen en ervoor te zorgen dat de suikerspiegel in het bloed niet te sterk stijgt na het eten. Het ‘duwt’ als het ware energie van het bloed in de cellen, zodat deze later kan gebruikt worden. Een dier met diabetes heeft dus continu een hoge suikerspiegel door het tekort of de mindere werking van insuline en heeft te weinig energie over voor zijn cellen. De symptomen van diabetes zijn dan als volgt:

  •          Continu honger, veel eten
  •          Vermageren: energie wordt immers niet opgeslagen
  •          Veel plassen: er komt suiker in urine terecht en deze trekt veel lichaamsvocht mee
  •          Veel drinken (als gevolg van het veelvuldig plassen)
  •          Cataract bij honden: door reactie van het lichaam op suiker in de ooglens

De diagnose van diabetes wordt gesteld aan de hand van bloed- en urineonderzoek. Als de suiker continu te hoog is in het bloed en er suiker wordt gevonden in de urine, spreken we van diabetes.

De ziekte kan behandeld worden door het toedienen van insuline via injecties. Dit wordt liefst 2x daags gedaan, na een maaltijd. Verder wordt de voeding van uw dier best aangepast naar voeding met een laag koolhydraatgehalte zodat de suikerspiegel niet te veel schommelt. Honden krijgen de voeding in 2 maaltijden per dag, katten mogen de hele dag door van deze voeding eten. Indien het dier een keer niet eet (door vb. een andere ziekte of voor een operatie) mag er geen volledige dosis insuline worden gegeven.

De insuline wordt bewaard in de ijskast en er wordt gebruik gemaakt van speciale injectiespuiten en naalden of van een speciale ‘pen’ die handig in gebruik is voor het instellen van de juiste dosis. Voor injectie wordt er met het flesje insuline of de pen best even gezwenkt, zo kan de insuline zich mooi vermengen tot een melkachtige vloeistof. Een dier wordt snel gewoon aan deze inspuitingen en het lukt de meeste eigenaars dit thuis zelf te doen. Vooreerst wordt een huidplooi gezocht waar de inspuiting in kan gebeuren. Dit is soms het handigste ter hoogte van de schouders. Wanneer de huid wordt opgetild (er wordt een ‘tentje’ gemaakt), wordt de naald ter hoogte van de overgang opgetilde huid-normale huid geprikt en de dosis ingespoten. 

Soms duurt het even voor de juiste dosis insuline gevonden wordt voor uw dier. Er bestaat namelijk geen standaarddosis en de stofwisseling van elk dier verschilt. Aan de hand van glucosecurves of suikerspiegelcurves die we maken gedurende de dag, bepalen we of de dosis insuline voldoende effect heeft of dat de dosis verhoogd of verlaagd moet worden.

Het is gevaarlijk de dosis continu te veranderen of zelf de dosis aan te passen zonder overleg met de dierenarts. Bij een te hoge dosis kan het dier verschijnselen vertonen van hypoglycemie of suikertekort. Ze speekselen dan en hebben een hongerig gevoel. In erge gevallen vallen ze flauw of gaan ze in coma. Belangrijk is onmiddellijk de dierenarts te verwittigen en druivensuiker of honing toe te dienen. Bij een (continu) te lage dosis kan het dier echter ook zeer ziek worden. We spreken dan van diabetes ketoacidosis, waarbij er door het energietekort verzuring ontstaat in het lichaam en het dier erg suf wordt en braakt. In deze situatie is het ook erg belangrijk de dierenarts te contacteren.

Sommige dieren genezen van diabetes, maar dit hangt heel hard af van de periode dat de ziekte al bezig is en het type diabetes. Wanneer de alvleesklier niet functioneel is (type I), gaat deze ook niet meer functioneel worden door het inspuiten van insuline. Type I diabetes zien we het vaakst bij honden, zij genezen meestal niet van diabetes.

Diabetes type II of ‘’ouderdomsdiabetes’’ zien we vaker bij katten. Van dit type diabetes kan de kat echter wel genezen. Het kan dan zijn dat inspuitingen insuline niet meer nodig zijn omdat het lichaam van de kat de eigen insuline weer herkent. Katten kunnen dus soms wel genezen van diabetes.